Bij raadsbesluit d.d. 02.09.2019 vertrouwt de raad de bevoegdheid tot het vaststellen en wijzigen van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel toe aan het vast bureau.
De leden van het vast bureau verleenden een principieel akkoord om de rechtspositieregeling aan te passen, en dit met betrekking tot:
Eindejaarstoelage
In navolging van het deelakkoord VIA6 - koopkracht publieke sector van 22 december 2020 werd het BVR RPR in die zin gewijzigd dat vanaf 2021:
Er wordt bijgevolg voorgesteld om artikel 203 van de rechtspositieregeling te wijzigen in lijn met de hogere regelgeving en het rechtspositiebesluit d.d. 20.01.2023.
Fietsmobiliteit
Lokale besturen kunnen sinds de goedkeuring van het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 maart 2021 fietslease aanbieden aan hun medewerkers. Dit besluit regelt de mogelijkheid om als werkgever personeelsleden vrijwillig vakantiedagen en/of eindejaarstoelage en/of fietsvergoeding in te laten ruilen tegen voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit :
Er wordt voorgesteld om fietslease aan te bieden aan de medewerkers, en dit via omzetting van de eindejaarstoelage. Conform de regelgeving dient een lokaal bestuur de nadere regels dan dient op te nemen in de lokale rechtspositieregeling.
Bijgevolg wordt voorgesteld om de mogelijkheid tot de (gehele of gedeeltelijke) omzetting van de eindejaarstoelage in een theoretisch budget ter bevordering van fietsmobiliteit in te schrijven via de toevoeging van artikel 205bis aan de rechtspositieregeling.
Het decreet lokaal bestuur;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 12.11.2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 20.01.2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen;
De rechtspositieregeling van het OCMW-personeel, vastgesteld bij raadbesluit van 22.09.2011, zoals later gewijzigd;
Het vast bureau keurt de wijziging goed aan artikel 203 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel (hoofdbestuur), vastgesteld bij zijn besluit van 22 september 2011, zoals later gewijzigd, en stelt dit artikel opnieuw vast als volgt:
Art. 203. Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.
Het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte worden als volgt berekend:
1° het forfaitaire gedeelte:
a) het forfaitaire gedeelte bedraagt 349,73 euro voor het jaar 2011;
b) vanaf 2012 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig;
c) het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt b), wordt verhoogd met 698,74 euro;
d) voor het jaar 2012 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c) voor alle personeelsleden verhoogd met 100 euro;
e) vanaf het jaar 2013 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c), voor alle personeelsleden verhoogd met 200 euro;
2° het veranderlijke gedeelte:
3,6 procent van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Als het personeelslid in de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn als het personeelslid zijn functie wel volledig had uitgeoefend.
Het bedrag van de eindejaarstoelage mag nooit meer bedragen dan 110% van een twaalfde van het jaarsalaris.
Het vast bureau keurt de toevoeging van artikel 205bis aan hetzelfde besluit goed, en stelt dit artikel vast als volgt:
Art. 205bis §1. De eindejaarstoelage kan op vraag van het personeelslid geheel of gedeeltelijk worden omgezet in een theoretisch budget waarmee het personeelslid voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van een eindejaarstoelage in geld zoals omschreven in de Rechtspositiebesluiten van 7 december 2007 en 12 november 2010. In voorkomend geval is er geen of gedeeltelijk geen recht meer op de eindejaarstoelage.
Het theoretisch budget waarvan sprake in het voorgaande lid is niet opeisbaar. De voordelen die het personeelslid vrij kiest binnen de grenzen van dit theoretisch budget, worden wel opeisbaar van zodra ze opgenomen worden in een individueel akkoord tussen het personeelslid en het bestuur. Bij gebrek aan een individueel akkoord, blijft het recht op de eindejaarstoelage onverkort van toepassing.
Het personeelslid moet zijn keuze om de eindejaarstoelage geheel of gedeeltelijk om te zetten maken op een moment dat er nog geen verworven rechten op die eindejaarstoelage bestaan. Wanneer het personeelslid kiest voor een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage, vermindert hiermee het bruto bedrag van de eindejaarstoelage.
Indien het theoretisch budget meer was dan nodig voor de gekozen voordelen, wordt het saldo aan het personeelslid overgemaakt na afhouding van de noodzakelijke bijdragen en uiterlijk op 31 december van het in aanmerking te nemen jaar. In voorkomend geval worden die teruggestorte gelden beschouwd als een gewone premie in geld.
§2. De concrete modaliteiten over fietsmobiliteit worden uitgewerkt in een bijlage aan het arbeidsreglement.