De penningmeesters van de kerkfabrieken zijn verantwoordelijk voor de inning van de ontvangsten en de betaling van de uitgaven. Ze staan tevens in voor het bijhouden van de boekhouding. Na het afsluiten van het boekjaar maken ze de jaarrekening op. De kerkraden stellen de jaarrekening vast en dienen ze vóór 1 maart in bij het centraal kerkbestuur, dat ze op zijn beurt gezamenlijk en in elk geval vóór 1 mei indient bij het gemeentebestuur en tegelijkertijd bij de provinciegouverneur.
De rekeningen zijn onderworpen aan het advies van de gemeenteraad en aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. De gemeenteraad beschikt over een termijn van vijftig dagen om een advies te formuleren en te versturen aan de gouverneur. Als de gemeenteraad binnen die termijn geen advies verleent, wordt het geacht gunstig te zijn.
Nazicht door de financieel directeur leert dat alle verplichte documenten werden bijgevoegd en dat er geen aanleiding is tot fundamentele opmerkingen. Uit het begeleidend schrijven van de diverse kerkfabrieken blijkt dat de coronacrisis een significante negatieve impact heeft gehad op de reguliere werking. Op diverse types van uitgaven kunnen besparingen vastgesteld worden waardoor de negatieve impact op de financiën grotendeels ongedaan werd gemaakt. Dit getuigt van zuinig budgettair beleid door de kerkfabrieken. De jaarrekeningen 2021 van alle kerkfabrieken kunnen dus positief worden geadviseerd.
Aan de gemeenteraad wordt gevraagd om een positief advies over de ingediende jaarrekeningen te geven.
Nazicht door de financieel directeur leert dat alle verplichte documenten werden bijgevoegd en dat er geen aanleiding is tot fundamentele opmerkingen. Om toekomstig nazicht te kunnen vereenvoudigen vraagt de financieel directeur aan alle kerkfabrieken, met uitzondering van OLV Doorslaar, om ook hun waarderingsregels zeker toe te voegen als aparte bijlage of toe te voegen aan het begeleidend schrijven.
Uit het begeleidend schrijven van de diverse kerkfabrieken blijkt dat de coronacrisis een significante negatieve impact heeft gehad op de reguliere werking. Op diverse types van uitgaven kunnen besparingen vastgesteld worden waardoor de negatieve impact op de financiën grotendeels ongedaan gemaakt werd. Dit getuigt van zuinig budgettair beleid door de kerkfabrieken.
Overwegende dat de jaarrekeningen 2021 van alle kerkbesturen positief kunnen worden geadviseerd en dit met de algemene aanbeveling voor alle kerkbesturen, zich te houden aan een realistisch ramen van cijfers voor het komende budget en meerjarenplan gelet op het feit dat de exploitatie- en investeringsresultaten ten belope van een totaalbedrag van (89.303,41 EUR + 4.071,33 EUR =) 93.374,74 EUR 50,45% van de totaal uitgekeerde exploitatie- en investeringstoelagen betrof (166.521,49 EUR + 18.573,26 EUR = 185.094,75 EUR).
Wet van 14 november 1983 betreffende de toekenning van toelagen en latere wijzigingen;
Bestuursdecreet van 7 december 2018 en latere wijzigingen;
Decreet lokaal bestuur dd. 22 december 2017 en latere wijzigingen;
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten gewijzigd bij de decreten van 20 januari 2006 en 6 juli 2012;
BVR van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
MB van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
Omzendbrief BB 2013/01 van 1 maart 2013 betreffende de boekhouding van de besturen van de eredienst.
Voor de kerkfabrieken Heilig Hart Heiende, OLV Daknam, OLV Doorslaar, OLV Hulp der Christenen Kop, OLV Hemelvaart Eksaarde, Sint Laurentius Lokeren, Sint Paulus Oudenbos en Sint Anna Heirbrug wordt een gunstig advies inzake de jaarrekening 2021 verleend.
Alle kerkbesturen worden aanbevolen het budget en het meerjarenplan realistisch te blijven ramen.