In uitvoering van het BVR RPR van 12 maart 2021 dient de rechtspositieregeling te worden aangepast:
In uitvoering van het BVR d.d. 5 oktober 2021 wordt het geboorteverlof voor statutaire medewerkers (naar analogie met de contractuele medewerkers / Programmawet d.d. 20/12/2020, BS 30 december 2020) uitgebreid. Er wordt voorgesteld om artikel 204, artikel 268 en bijlage VIII van de rechtspositieregeling in die zin aan te passen.
Sinds 1 september 2020 kan een personeelslid als erkend mantelzorger verlof voor mantelzorg aanvragen. Dat is een thematisch verlof naast het ouderschapsverlof, het verlof voor medische bijstand en het palliatief verlof. ABB bevestigt dat ook statutaire personeelsleden van lokale besturen recht hebben op het verlof voor mantelzorg als ze recht hebben op een onderbrekingsuitkering. Met KB van 20 juli 2021 werd het verlof voor mantelzorg verlengd/uitgebreid, en dit met ingang van 1 september 2021. Er wordt voorgesteld om dit verlofstelsel en de opnamemodaliteiten op te nemen in de rechtspositieregeling, net zoals de andere thematische verlofstelsels, en bijgevolg een artikel 277-1 toe te voegen aan de rechtspositieregeling.
In bijlage II m.b.t. de aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden (OCMW) zijn de bevorderingsvoorwaarden van een aantal functies niet in lijn met de vastgestelde algemene bevorderingsvoorwaarden per niveau en per rang, nl. bestuursmedewerker, centrumleider lokaal dienstencentrum, diensthoofd personeelsbeheer en jurist. Er wordt voorgesteld om de bevorderingsvoorwaarden van voormelde functies in die zin aan te passen in bijlage II van de rechtspositieregeling.
Bij raadsbeslissing van 17 mei 2018 werd, conform het decreet Lokaal Bestuur, de salarisschaal van OCMW-secretaris ten persoonlijke titel van de heer Kris Van den Bossche voorzien in overgangsregeling in bijlage VIIbis van de rechtspositieregeling OCMW Hoofdbestuur. De heer Kris Van den Bossche werd - in collegezitting van 7 mei 2018 - benoemd tot sectorhoofd burgerzaken, welzijn en onderwijs, zijnde een passende functie op A-niveau conform het decreet Lokaal Bestuur. Dit is een functie binnen de stadsformatie. Bijgevolg wordt voorgesteld om in de rechtspositieregeling OCMW:
- de overgangsregeling ten persoonlijke titel wat de salarisschaal betreft te schrappen in bijlage VIIbis
- de functiebeschrijving en evaluatiecriteria van secretaris te schrappen in bijlage X
- alle overbodige verwijzingen naar de functie van OCMW-secretaris te schrappen, en indien nodig, aan te passen naar algemeen directeur.
Het decreet lokaal bestuur;
Het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 12.03.2021 houdende maatregelen ten gevolge van de pandemie veroorzaakt door COVID-19 en tot wijziging van de minimale voorwaarden voor de rechtspositieregeling van het personeel van de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de provincies;
Het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 12.11.2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
De rechtspositieregeling van het OCMW-personeel, vastgesteld bij raadbesluit van 22.09.2011, zoals later gewijzigd;
- Artikel 204 van de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel, vastgesteld bij zijn besluit van 22 september 2011, zoals later gewijzigd, aan te passen en vast te stellen als volgt:
Art. 204. Het personeelslid ontvangt het volledige bedrag van de toelage, vermeld in artikel 203, als het als titularis van een betrekking met volledige prestaties het volledige salaris heeft ontvangen tijdens de hele duur van de referentieperiode.
Als het personeelslid niet het volledige salaris heeft ontvangen als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd in verhouding tot het salaris dat het werkelijk heeft ontvangen.
De periodes waarin het personeelslid tijdens de referentieperiode als titularis van een betrekking met volledige prestaties of onvolledige prestaties met ouderschapsverlof was of met bevallingsverlof was met toepassing van de Arbeidswet van 16 maart 1971 of omstandigheidsverlof genoot voor een gebeurtenis als vermeld in artikel 265 eerste lid, 2° (geboorteverlof), worden gelijkgesteld met periodes waarvoor het personeelslid het salaris volledig heeft ontvangen.
- Artikel 228§2 van hetzelfde besluit aan te passen en vast te stellen als volgt:
Art. 228 §2. Het bestuur neemt de premie voor de hospitalisatieverzekering voor de in § 1 vermelde personeelsleden die ten minste halftijds aangesteld zijn of die een arbeidsovereenkomst voor ten minste een halftijdse betrekking hebben gesloten volledig ten laste.
De verzekeringspremie voor personeelsleden die minder dan halftijds aangesteld zijn, of die een arbeidsovereenkomst voor minder dan een halftijdse betrekking hebben gesloten, wordt voor de helft ten laste genomen.
De omvang van de dienstprestaties, met het oog op de vaststelling van het bedrag van de tenlasteneming van de premie, wordt vastgesteld op het ogenblik van de aansluiting op de verzekering en wordt verder elk jaar geactualiseerd op 1 januari.
- Onder Deel 3 "Bepalingen betreffende de loopbaan, het salaris, de toelagen en vergoedingen en de sociale voordelen, en de verloven en afwezigheden" - Titel 5. "Verloven en afwezigheden" van hetzelfde besluit :
- de titel van Hoofdstuk 4 te wijzigen van "Bevallingsverlof en opvangverlof" naar "Bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof"
- de titel "Afdeling 1. Bevallingsverlof" toe te voegen voor wat betreft de artikelen 245 tot en met 251
- Onder Titel 5. Verloven en afwezigheden - Hoofdstuk 4. Bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof van hetzelfde besluit een Afdeling 2 "Het opvangverlof" toe te voegen, artikel 252 aan te passen en vast te stellen als volgt:
Afdeling II. Het opvangverlof
Art. 252. §1. Het statutaire personeelslid krijgt op zijn verzoek opvangverlof als een minderjarig kind in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
Het opvangverlof bedraagt zes weken per personeelslid. Dit verlof wordt als volgt opgetrokken voor de adoptieouder of pleegvoogd of voor beide adoptieouders of pleegvoogden samen:
1° met één week vanaf 1 januari 2019;
2° met twee weken vanaf 1 januari 2021;
3° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
4° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
5° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
De bijkomende weken, vermeld in het tweede lid, worden onderling verdeeld als beide ouders het kind adopteren of pleegvoogd worden.
De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
1° het heeft een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66%;
2° het heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag;
3° het heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag.
De maximumduur van het opvangverlof wordt per personeelslid met twee weken verlengd bij de gelijktijdige adoptie of pleegvoogdij van meerdere minderjarige kinderen.
Als slechts een van de samenwonende partners het kind adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.
Tijdens het opvangverlof behoudt het statutaire personeelslid het recht op zijn gebruikelijke salaris.
Het verlof begint binnen twee maanden nadat het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin.
In het kader van een interlandelijke adoptie kan het opvangverlof ook de periode bestrijken die voorafgaat aan de daadwerkelijke opvang van het geadopteerde kind in België, als die voorafgaande periode niet meer bedraagt dan vier weken en als ze wordt besteed aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.
Het opvangverlof moet opgenomen worden in een aaneengesloten periode.
- Onder Titel 5. Verloven en afwezigheden - Hoofdstuk 4. Bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof van hetzelfde besluit een Afdeling 3 "Het pleegzorgverlof" (art. 252bis) toe te voegen en vast te stellen als volgt:
Afdeling III. Pleegzorgverlof
Art. 252bis. Het statutaire personeelslid heeft per kalenderjaar recht op zes dagen pleegzorgverlof.
Het pleegzorgverlof wordt aan het statutaire personeelslid toegekend conform artikel 30quater, §1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en artikel 2 tot en met 6 van het koninklijk besluit van 27 oktober 2008 betreffende de afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen.
Het statutaire personeelslid heeft recht op 82% van het brutosalaris.
- Onder Titel 5. Verloven en afwezigheden - Hoofdstuk 4. Bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof van hetzelfde besluit een Afdeling 4 "Het pleegouderverlof" (art. 252ter) toe te voegen en vast te stellen als volgt:
Afdeling IV. Pleegouderverlof
Art. 252ter §1. In deze paragraaf wordt verstaan onder langdurige pleegzorg: de pleegzorg waarvan bij het begin duidelijk is dat het pleegkind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin zal verblijven.
In geval van langdurige pleegzorg heeft het statutaire personeelslid dat pleegzorger is als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg, een eenmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes weken voor de zorg van het pleegkind.
Het pleegouderverlof van zes weken van het statutaire personeelslid wordt als volgt opgetrokken voor de pleegouder of voor beide pleegouders samen:
1° met één week vanaf 1 januari 2019;
2° met twee weken vanaf 1 januari 2021;
3° met drie weken vanaf 1 januari 2023;
4° met vier weken vanaf 1 januari 2025;
5° met vijf weken vanaf 1 januari 2027.
De bijkomende weken, vermeld in het derde lid, worden onderling verdeeld als het pleeggezin bestaat uit twee personen, die beide zijn aangesteld als pleegouder van het kind.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld als het opgenomen kind voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
1° het kind heeft een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66%;
2° het kind heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag;
3° het kind heeft een aandoening die tot gevolg heeft dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving over de kinderbijslag.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per pleegouder verlengd bij het gelijktijdige onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.
§2. Het verlof begint binnen twaalf maanden nadat het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin.
Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof heeft het statutaire personeelslid recht op een doorbetaling van het salaris, vanaf de vierde dag op 82% van het brutosalaris.
- Artikel 268 van hetzelfde besluit aan te passen en vast te stellen als volgt:
Art. 268. Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen:
1° huwelijk van het personeelslid of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door het personeelslid, vermeld in artikel 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van het afleggen van een verklaring van samenwoning van bloed- of aanverwanten:
4 werkdagen
2° bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van de werknemer:
15 werkdagen op te nemen binnen de vier maanden vanaf de dag van de bevalling.
Bij een geboorte vanaf 1 januari 2023: 20 werkdagen op te nemen binnen de vier maanden vanaf de dag van de bevalling.
3° overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid, of van de samenwonende of huwelijkspartner:
4 werkdagen
4° huwelijk van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner:
2 werkdagen
5° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid of de samenwonende partner:
2 werkdagen
6° overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind, niet onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid of de samenwonende partner:
1 werkdag
7° huwelijk van een bloed- of aanverwant:
a) in de eerste graad, die geen kind is;
b) in de tweede graad, van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner:
de dag van het huwelijk
8° priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer, van de samenwonende of huwelijkspartner, of van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van de werknemer:
de dag van de rooms-katholieke plechtigheid of een daarmee overeenstemmende plechtigheid bij een andere erkende eredienst
9° plechtige communie van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner;
deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan het feest van de vrijzinnige jeugd;
deelneming van een kind van de werknemer of van de samenwonende of huwelijkspartner aan een plechtigheid in het kader van een erkende eredienst die overeenstemt met de rooms-katholieke plechtige communie:
de dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag
10° gehoord worden door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij over een minderjarige:
de nodige tijd, maximaal één dag
11° deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank:
de nodige tijd
Het omstandigheidsverlof is een recht, maar het personeelslid is niet verplicht deze verloven geheel of gedeeltelijk op te nemen.
Indien de gebeurtenis zich voordoet tijdens een periode van deeltijdse arbeid wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.
Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit en is in alle gevallen bezoldigd, met uitzondering van het omstandigheidsverlof voor een gebeurtenis als vermeld in het eerste lid, 2° (geboorteverlof).
Het statutaire personeelslid heeft gedurende de eerste tien dagen recht op een doorbetaling van het salaris en vanaf de elfde dag op een brutosalaris van 82%. Om het salaris te bepalen, wordt het brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 euro tegen 100%.
Voor het contractuele personeelslid wordt het verlof ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming aan zijn zijde vaststaat, vermeld in 2°, toegekend volgens de regels van het arbeidsrecht, in het bijzonder volgens de regeling, vermeld in artikel 30, §2, van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten.
Het omstandigheidsverlof moet vooraf worden aangevraagd.
De aanvraag wordt ingediend bij de hiërarchische meerdere die door de algemeen directeur hiervoor werd aangeduid.
- Onder Titel 5. Verloven en afwezigheden - Hoofdstuk 10. Loopbaanonderbreking van hetzelfde besluit een Afdeling 6 "Verlof voor mantelzorg" (art. 277-1) toe te voegen en vast te stellen als volgt:
Afdeling 6. Verlof voor mantelzorg
Art. 277-1. § 1. Een personeelslid dat erkend mantelzorger is van een zorgbehoevende persoon, heeft recht op de volledige onderbreking van zijn prestaties of wanneer hij voltijds is tewerkgesteld een vermindering van prestaties tot de helft of met één vijfde.
§ 2. De volledige onderbreking is voor een periode van drie maanden per zorgbehoevende persoon als bedoeld in § 1. Dit kan worden opgenomen in periodes van een maand of een veelvoud hiervan.
Het recht op de volledige schorsing bedraagt maximum zes maanden over de gehele beroepsloopbaan.
Voor de toepassing van dit artikel moet rekening worden gehouden met het principe dat de vastgestelde periode van een maand onderbreking, gelijk is aan twee maanden vermindering van de arbeidsprestaties, en de vastgestelde maximumduur van zes maanden onderbreking gelijk is aan twaalf maanden vermindering van de arbeidsprestaties.
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder erkend mantelzorger verstaan, de persoon van wie de hoedanigheid van mantelzorger erkend is overeenkomstig hoofdstuk 3 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de mantelzorger die een persoon met een grote zorgbehoefte bijstaat.
§ 4. Het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt of zijn prestaties vermindert, stelt de algemeen directeur ten minste 7 dagen voor het begin ervan, bij aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs, op de hoogte. Van deze termijn kan in onderling akkoord worden afgeweken.
- In bijlage II m.b.t. de aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden van hetzelfde besluit de aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden van volgende functies aan te passen en vast te stellen als volgt:
GRAAD DESKUNDIGE (B1 - B3)
bestuursmedewerker
centrumleider lokaal dienstencentrum
aanwervingsvoorwaarden :
bevorderingsvoorwaarden :
GRAAD : BESTUURSSECRETARIS (A1a - A3a)
diensthoofd personeelsbeheer
aanwervingsvoorwaarden :
bevorderingsvoorwaarden:
jurist
aanwervingsvoorwaarden :
bevorderingsvoorwaarden:
- In bijlage VIIbis van hetzelfde besluit
m.b.t. de uitgewerkte salarisschalen secretaris en financieel beheerder van het OCMW:
- de salarisschaal in overgangsregeling
van OCMW-secretaris ten persoonlijke titel van Kris Van den Bossche te schrappen
- de benaming van bijlage VIIbis te wijzigen naar "Uitgewerkte salarisschaal financieel beheerder van het OCMW"
- Bijlage VIII van hetzelfde besluit houdende overzicht van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestand en de geldelijke en administratieve gevolgen aan te passen en opnieuw vast te stellen als volgt:
Bijlage VIII - Overzicht van de verloven en afwezigheden, de administratieve toestand en de geldelijke en administratieve gevolgen
Benaming van het verlof of de afwezigheid
|
Administratieve toestand |
Recht op salaris |
Aanspraak op periodieke salarisverhoging |
Recht op schaal-anciënniteit |
Recht op de loopbaan |
|
|
|
|
|
|
Jaarlijkse vakantiedagen | dienstactiviteit | ja | ja | ja | ja |
Feestdagen | dienstactiviteit | ja | ja | ja | ja |
Bevallingsverlof
(art. 251BVR) | dienstactiviteit
| ja
| ja
| ja
| ja
|
Opvangverlof | dienstactiviteit | ja | ja | ja | ja |
| Pleegzorgverlof voor de statutaire medewerker (art. 252/1 BVR) | dienstactiviteit | 82% van het brutosalaris | ja | ja | ja |
| Pleegouderverlof voor de statutaire medewerker (art. 252/2 BVR) | dienstactiviteit | ja, 100% gedurende de eerste drie dagen vanaf de vierde werkdag: 82% van het brutosalaris | ja | ja | ja |
Ziekteverlof bij statutairen | dienstactiviteit | ja | ja | ja | ja |
Disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit | disponibiliteit | nee, vervangen door wachtgeld | ja | Nee | ja |
Disponibiliteit wegens ambtsopheffing
| disponibiliteit | nee, vervangen door wachtgeld | ja | Samen met de ziekteperiodes van contractuele personeelsleden, voor maximaal één jaar onbezoldigde afwezigheid gedurende de ganse loopbaan | ja |
Verlof voor deeltijdse prestaties | Non-activiteit | nee | Ja, want deeltijds niet relevant voor de geldelijke anciënniteit | ja | ja |
Omstandigheidsverlof | dienstactiviteit | ja | ja, behoudens voor art. 265, eerste lid, 2°: | ja | ja |
Onbetaald gunstverlof b) twee jaar gedurende de loopbaan
|
b) non-activiteit |
|
b) nee |
b) nee |
b) ja |
Onbetaald verlof als recht
| dienstactiviteit | nee | ja | nee | ja |
10 dagen verlof om dwingende redenen voor contractuele personeelseden | dienstactiviteit | nee | ja | ja | ja |
Dienstvrijstellingen | dienstactiviteit | ja | ja | ja | ja |
Afwezigheid zonder toestemming vooraf of kennisgeving | non-activiteit | nee | nee | nee | ja |
Idem als supra met overmacht | dienstactiviteit | ja | ja | ja | ja |
Afwezigheid van contractuele personeelsleden wegens ziekte a) tijdens de periode van gewaarborgd loon
|
a) dienstactiviteit |
a) gewaarborgd loon |
a) ja |
a) ja
b) Samen met de disponibiliteit wegens ambtsopheffing, voor maximaal één jaar onbezoldigde afwezigheid gedurende de ganse loopbaan |
a) ja |
Afwezigheid wegens georganiseerde werkonderbreking
| dienstactiviteit | niet voor de duur van de werkonderbreking | ja | ja | ja |
| |||||
Andere verloven | |||||
Loopbaan-onderbreking | In principe dienstactiviteit | nee | ja | nee | ja |
Zorgkrediet | In principe dienstactiviteit | nee | ja | nee | ja |
Politiek verlof | Zoals decretaal bepaald: in sommige gevallen non-activiteit, in andere gevallen dienstactiviteit | nee | ja | nee | Niet uitdrukkelijk bepaald → afhankelijk van gelijkstelling met dienst-activiteit |
In hetzelfde besluit de functiebenaming van “secretaris” in alle verwijzingen te schrappen, of indien nodig, aan te passen naar de functiebenaming van “algemeen directeur”.