Gelet op zijn besluit van 27 mei 2019 waarbij akte wordt genomen van de met ingang van 1 januari 2019 gewijzigde versie van het kaderreglement tweede pensioenpijler contractanten zoals vastgesteld door het Vlaams Onderhandelingscomité C1, die de huidige versie van het kaderreglement vervangt zoals opgenomen in de raadsbeslissing van 29 april 2010 houdende “Invoering aanvullend pensioenstelsel voor de contractuele personeelsleden van het hoofdbestuur en goedkeuring bestek voorgesteld door de RSZPPO.”;
dat tevens werd beslist om de pensioentoelage in fases te verhogen als volgt:
- Naar 2%:
o Vanaf 1 april 2019
o Voor het eerste kwartaal van 2019 door middel van toekenning van een inhaaltoelage
- Naar 3%: met ingang van 1 januari 2020;
Overwegende dat in het kader van de mogelijke vermindering van de responsabiliseringsbijdrage het bestuur aan alle contractanten, behoudens de wettelijk vastgestelde uitzonderingen, een 2de pensioenpijler moet toekennen; dat dit in de praktijk ook het geval is;
dat bij de uitgesloten personeelscategorieën in het vastgestelde kaderreglement echter een aantal categorieën vermeld staan, die niet (langer) actief zijn binnen de organisatie, en bijgevolg overbodig worden vermeld; dat de organisatie deze categorieën in se niet wenst uit te sluiten indien deze functies in de toekomst wel actief zouden worden;
dat bijgevolg wordt voorgesteld om het toepassingsgebied van het kaderreglement te verduidelijken naar de eigen situatie, en dit als volgt:
De categorie “Personeelsleden met vakantie-, studenten- en IBO-contracten” aan te passen conform de interpretatie van de wet van 30 maart 2018 naar “Personeelsleden met studentencontracten”;
De categorieën van vrijwilligers en politieke mandatarissen samen te voegen tot één categorie, nl. “Niet-contractanten, zoals o.a. politieke mandatarissen, vrijwilligers, …”;
Volgende categorieën niet langer te vermelden, omdat deze niet bestaan in onze organisatie: onthaalouders - vrijwillige brandweerlieden en beroepsbrandweerlui – politiepersoneel – onderwijspersoneel;
De categorie “Personeelsleden die aangeworven zijn op grond van artikel 60 §7 van de OCMW-wet” conform de gewijzigde regelgeving aanpassen naar “Personeelsleden die aangeworven zijn op grond van een Tijdelijke Werkervaring (~artikel 60 §7 van de OCMW-wet)”;
Overwegende dat voorgesteld wordt om voor de duidelijkheid het pensioenreglement incl. het kaderreglement aan te passen en in zijn volledigheid opnieuw vast te stellen
Gelet op de notulen en het protocol van het onderhandelingscomité van 10 maart 2020;
Gelet op het overleg in het managementteam van 17 februari 2020, en het advies verstrekt in deze vergadering;
Het kaderreglement tweede pensioenpijler contractanten zoals vastgesteld door het Vlaams Onderhandelingscomité C1, waarvan akte werd genomen in zitting van 27 mei 2019, ongewijzigd te behouden zoals opgenomen in raadsbeslissing van 27 mei 2019 “Tweede pensioenpijler contractanten: Update kaderreglement en verhoging Pensioentoelage”:
°°°
KADERREGLEMENT TWEEDE PENSIOENPIJLER CONTRACTANTEN, zoals vervangen vanaf 1 januari 2019
Inhoudstafel
Inhoudstafel 1
1 Voorwerp 2
2 Begripsomschrijving 2
3 Aansluiting 3
4 De pensioentoelage en hoe ze aangewend wordt 4
4.1 Het bedrag van de pensioentoelage 4
4.2 De aanwending van de pensioentoelage 5
4.3 Het rendement 6
4.4 Winstdeelname 6
4.5 Uitbetaling 6
5 Uitkering in geval van pensionering 6
5.1 Uitkering bij pensionering 6
5.2 Blijven werken na 65 jaar 6
6 Uitkering in geval van overlijden voor de pensionering 6
7 Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves 6
8 Rendementsgarantie 6
9 De manier van uitkeren 7
10 Begunstigden 7
10.1 De begunstigde van de uitkering bij pensionering 7
10.2 De begunstigde van de uitkering bij overlijden 7
11 Gevolgen van het niet betalen van de pensioentoelagen 8
12 Informatie 8
12.1 Het pensioenreglement 8
12.2 De pensioenfiche 8
12.3 Beheersverslag 8
13 Uittreding 8
14 Financieringsfonds 9
15 Fiscale bepalingen 9
15.1 Welke fiscale wetgeving is van toepassing? 9
15.2 Belastingsstatuut van de pensioentoelage 10
16 Verplichtingen van het lokaal bestuur 10
17 Bescherming in verband met de verwerking van persoonsgegevens 10
18 Wijziging van dit reglement 10
19 Geschillen en toepasselijk recht 11
BIJLAGE
1. Voorwerp
Het kaderreglement werd opgesteld in uitvoering van het Vlaams Sectoraal Akkoord 2008-2013, afgesloten in het Vlaamse Onderhandelingscomité C1 op 19 november 2008 tot invoering van een aanvullend pensioenstelsel voor de contractanten van de lokale besturen.
Een lokaal bestuur kan beslissen om een pensioenstelsel in te voeren voor zijn personeelsleden overeenkomstig de bepalingen van het kaderreglement vanaf 1 januari 2010 of vanaf een latere datum.
De pensioentoezegging die in het kaderreglement bepaald wordt, is van het type vaste bijdrage, en heeft tot doel om een pensioenrente samen te stellen, die aan de aangeslotene bij pensionering of in geval de aangeslotene overlijdt voor de pensionering, aan zijn rechthebbenden uitgekeerd wordt.
Dit kaderreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van het lokaal bestuur, de pensioeninstelling, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en de voorwaarden waaronder deze rechten uitgeoefend kunnen worden.
Op 10 juli 2017 werd door Vlaamse Onderhandelingscomité C1 beslist de oorspronkelijke tekst van het kaderreglement, zoals gewijzigd door het addendum nr. 1, 2 en 3 te vervangen door deze versie van het kaderreglement teneinde enerzijds het reglement formeel aan te passen aan de wet van 18 december 2015 en anderzijds akte te nemen van de gevolgen van de gedeeltelijke overname van bevoegdheden van DIBISS door de Federale Pensioendienst (FPD).
De wijzigingen die beogen het kaderreglement formeel in overeenstemming te brengen met de wet van 18 december 2015 traden hierbij in werking op 1 januari 2016, daar waar de andere wijzigingen/wijzigingen met betrekking tot de gedeeltelijke overname van bevoegdheden van DIBISS door de FPD in werking traden op 1 januari 2017.
Het Vlaamse Onderhandelingscomité C1 besliste op 14 oktober 2018 om met ingang vanaf 1 januari 2019 de vorige versie van het kaderreglement te vervangen door deze versie teneinde het reglement formeel aan te passen aan de wet van 27 juni 2018[1], alsook aan de Europese verordening 2016/679 van 27 april 2016, beter gekend als de Algemene Verordening Gegevensbescherming of de General Data Protection Regulation.
2. Begripsomschrijving
In dit kaderreglement worden een aantal begrippen gebruikt, die de volgende betekenis hebben:
Aangeslotene
Het personeelslid waarvoor het lokale bestuur een pensioenstelsel heeft ingevoerd en dat aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet en het gewezen personeelslid dat nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig het pensioenreglement.
Pensioeninstelling
Eén of meerdere instellingen die belast worden met de uitvoering van de pensioentoezegging en aangeduid werden bij overheidsopdracht.
Einddatum
De eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de aangeslotene de pensioenleeftijd van 65 jaar bereikt.
Pensionering
De effectieve ingang van het rustpensioen met betrekking tot de beroepsactiviteit die aanleiding gaf tot de opbouw van de prestaties.
Pensioengevend jaarloon
Het loon van de aangeslotene ten laste van het lokaal bestuur, dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen.
Lokaal Bestuur
Een gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een OCMW, een publiekrechtelijke OCMWvereniging, een provincie, een autonoom provinciebedrijf, een intergemeentelijk samenwerkingsverband of een hulpverleningszone. Het lokaal bestuur is de inrichter van het pensioenstelsel voor zijn personeelsleden.
Pensioenreglement
Het pensioenreglement dat wordt vastgesteld door het lokaal bestuur. Het bevat dit kaderreglement en de specifieke bepalingen voor het lokale bestuur, nl. de vaststelling van de bijdragevoet, de eventuele inhaalbijdragen en de ingangsdatum.
Uittreding
1. hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering; wordt evenwel niet als een uittreding beschouwd de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, die wordt gevolgd door het sluiten van een arbeidsovereenkomst met een werkgever die deelneemt aan hetzelfde multi-inrichterspensioenstelsel als dat van de vorige werkgever, op
voorwaarde dat er een overeenkomst bestaat in de zin van artikel 33/2 van de Wet op de Aanvullende Pensioenen van 28 april 203, verder aangehaald als WAP.
1. hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel vervult, zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering.
2. hetzij de overgang van een werknemer in het kader van een overgang van een onderneming, van een vestiging of van een deel van een onderneming of een vestiging, naar een andere onderneming of naar een andere vestiging, als gevolg van een conventionele overdracht of een fusie waarbij het pensioenstelsel van de werknemer niet wordt overgedragen.
Verworven reserve
Met verworven reserve wordt bedoeld de reserve waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig het pensioenreglement.
Verworven prestatie
Met verworven prestatie wordt bedoeld de prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig het pensioenreglement indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat.
3. Aansluiting
Elk personeelslid ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst
- dat op de datum waarop het lokale bestuur het pensioenreglement laat in werking treden door een arbeidsovereenkomst verbonden is met het lokaal bestuur
- of na de datum waarop het lokale bestuur het pensioenreglement laat in werking treden door het lokaal bestuur tewerkgesteld zal worden met een arbeidsovereenkomst wordt verplicht aangesloten aan het pensioenstelsel.
Voor de personeelsleden die in dienst treden na de datum waarop het lokale bestuur het pensioenreglement laat in werking treden, is de datum van in dienst treden bij het lokale bestuur tegelijk de datum van aansluiting aan het pensioenreglement.
Worden evenwel uitgesloten:
- Personeelsleden met vakantie-, studenten- en IBO-contracten (individuele beroepsopleiding);
- Politieke mandatarissen van lokale besturen (burgemeester, schepen, OCMW voorzitter, raadsleden, enz…);
- Vrijwillige brandweerlieden en beroepsbrandweerlui;
- Vrijwilligers;
- Onthaalouders;
- Politiepersoneel;
- Personeelsleden die aangeworven zijn op grond van artikel 60 §7 van de OCMW-wet
- Het personeel waarvoor de rechtspositie van het onderwijs gevolgd wordt zoals bepaald in het decreet van 27.03.1991 betreffende de rechtspositieregeling van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;
Personeelsleden die activiteiten uitoefenen terwijl zij al een wettelijk rustpensioen genieten. Deze uitsluiting is echter niet van toepassing op de gepensioneerde personeelsleden van het lokale bestuur die in deze hoedanigheid op 1 januari 2016 aangesloten waren.
De aangeslotene aanvaardt het pensioenreglement, en machtigt het lokaal bestuur om aan de pensioeninstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over te maken die nodig zijn voor de goede uitvoering van dit reglement.
De aangeslotene zal alle ontbrekende inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn opdat de pensioeninstelling zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbenden kan uitvoeren, op eenvoudige vraag overmaken. Indien de aangeslotene deze inlichtingen of bewijsstukken niet overmaakt, dan zullen het lokaal bestuur en de pensioeninstelling ontslagen zijn van het betrokken deel van hun verplichtingen tegenover de aangeslotene met betrekking tot het aanvullend pensioen dat in het pensioenreglement beschreven wordt, behoudens overmacht van de aangeslotene.
4. De pensioentoelage en hoe ze aangewend wordt
4.1. Het bedrag van de pensioentoelage
4.1.A. De basistoelage
De uitkeringen bij pensionering en in geval van vroegtijdig overlijden voor de pensionering, worden gefinancierd door jaarlijkse pensioentoelagen die door het lokale bestuur ten gunste van de aangeslotene gestort worden aan de pensioeninstelling, en waarvan het niveau vastgesteld wordt in het pensioenreglement.
De pensioentoelage zal minstens 1% van het pensioengevend jaarloon bedragen. In bijlage wordt het pensioengevend jaarloon omschreven.
Het lokale bestuur kan beslissen om een hoger percentage als pensioentoelage te storten. Dit percentage wordt toegepast op het pensioengevend jaarloon.
Het lokale bestuur kan, op de datum waarop deze pensioentoezegging voor dat bestuur in werking treedt of op een latere datum, beslissen om ten gunste van de personeelsleden die op dat ogenblik in dienst zijn één of meer inhaaltoelagen te storten voor de reeds gepresteerde diensttijd of voor een gedeelte van de reeds gepresteerde diensttijd vóór de datum waarop de inhaaltoelage ingevoerd wordt.
4.1.B. De aanvullende pensioentoelage voor VIA-diensten
De aanvullende pensioentoelage wordt gefinancierd door de koopkrachtmiddelendotatie toegekend door de Vlaamse Regering. Het wegvallen van deze dotatie heeft van rechtswege een einde van de verhoging tot gevolg. Het lokaal bestuur deelt via de RSZ aan de pensioeninstelling mee welke aangeslotenen in aanmerking komen voor de verhoogde pensioentoelage.
De aanvullende pensioentoelage bestaat uit ofwel :
- Een hoger percentage van het pensioengevend jaarloon,
- Een vast bedrag per werknemer in verhouding tot het arbeidsvolume.
De keuze voor één van beide formules is definitief. Lokale besturen die de aanvullende pensioentoelage voor VIA-diensten al hebben ingevoerd kunnen eenmalig overstappen naar de aanvullende pensioentoelage gebaseerd op een vast bedrag per werknemer in verhouding tot het arbeidsvolume, volgens een procedure te bepalen door de RSZ.
- Aanvullende pensioentoelage gebaseerd op een verhoogd percentage van het pensioengevend jaarloon
Het lokale bestuur kan vanaf 1 januari 2014 beslissen om een hoger percentage als pensioentoelage te storten voor de aangeslotenen – ongeacht of zij gesubsidieerd of niet gesubsidieerd zijn – die werken in de door het VIA4-akkoord beoogde VIA-diensten. Het lokale bestuur kan hierbij voor de vanaf 1 januari 2013 reeds gepresteerde diensttijd of een gedeelte van deze reeds gepresteerde diensttijd in een VIA-dienst beslissen een inhaaltoelage te storten.
- Bijkomende pensioentoelage gebaseerd op een vast bedrag per werknemer in verhouding tot het arbeidsvolume
Het lokale bestuur kan beslissen om vanaf 1 januari 2014 een aanvullende pensioentoelage te storten voor de aangeslotenen - ongeacht of zij gesubsidieerd of niet gesubsidieerd zijn – die werken in de door het VIA4-akkoord beoogde VIA-diensten.
De toelage VIA4 wordt via de hierna volgende formule gelijkmatig verdeeld, op basis van het arbeidsvolume, over alle in aanmerking komende medewerkers. Inhaaltoelages voor de periode voor 1 januari 2014 zijn niet mogelijk.
[subsidiebedrag kwartaal/ (1+RSZ-bijdrage)] x (arbeidsvolume aangeslotene in kwartaal/ som arbeidsvolumes alle aangeslotenen die VIA-diensten uitvoeren in kwartaal)
Waarbij:
- Subsidiebedrag kwartaal: het subsidiebedrag dat het bestuur in het kader van VIA4 ontvangt van GSD-V voor het vorige kalenderjaar, gedeeld door 4.
- RSZ-bijdrage: de bijzondere bijdrage van 8.86% zoals bedoeld door artikel 38, §3 ter van de Algemene Beginselenwet Sociale Zekerheid van 29 juni 1981, die verschuldigd is op de pensioentoelage.
- Arbeidsvolume: arbeidsuren in het kwartaal zoals vermeld met prestatiecode 1 in DmfAPPL / (aantal uren op weekbasis van een voltijdse medewerker in de functie van de aangeslotene x aantal weken in het kwartaal)
4.2. De aanwending van de pensioentoelage
De pensioentoelage wordt voor iedere aangeslotene in trimestriële delen op het einde van ieder trimester op een individuele pensioenrekening gestort.
De oprenting gebeurt:
tot op de dag waarop de uitbetaling van het aanvullend pensioen moet gebeuren;
of tot op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene overlijdt.
4.3. Het rendement
De pensioenrekening ontvangt jaarlijks een door de pensioeninstelling toegekend rendement.
4.4. Winstdeelname
De pensioeninstelling kan overgaan tot het toekennen van een winstdeelname. Deze winstdeelname neemt de vorm aan van een verhoging van de verworven rechten, en wordt daardoor definitief verworven door de aangeslotene. Een aan de individuele rekening van de aangeslotene toegekende winstdeelname wordt mee opgerent.
4.5. Uitbetaling
De pensioeninstelling zal de verschuldigde bedragen zo snel mogelijk uitbetalen.
Indien de pensioeninstelling nog niet beschikt over alle gegevens die nodig zijn om het juiste bedrag uit te betalen, zal er op die datum een voorschot betaald worden. Dit voorschot is gebaseerd op het bedrag gewaarborgd op basis van artikel 24 van de WAP.
Het resterende saldo zal uitbetaald worden uiterlijk 10 werkdagen nadat de pensioeninstelling de ontbrekende gegevens ontvangt.
5. Uitkering in geval van pensionering
5.1. Uitkering bij pensionering
Bij pensionering wordt het bedrag dat op de pensioenrekening opgebouwd werd, omgezet in een rente uitbetaalbaar vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de pensionering.
5.2. Blijven werken na 65 jaar
Indien de aangeslotene in dienst blijft na de normale einddatum van 65 jaar, blijft de pensioentoelage verschuldigd en er wordt een nieuwe einddatum vastgesteld door de eerdere einddatum telkens met 1 jaar te verlengen.
De aangeslotene zal dan de uitkering van zijn pensioenrekening verkrijgen:
bij pensionering
of wanneer zijn arbeidsovereenkomst met het lokale bestuur beëindigd wordt en hij om de uitbetaling vraagt.
6. Uitkering in geval van overlijden voor de pensionering
Wanneer een aangeslotene overlijdt, heeft de begunstigde recht op de omzetting in een rente van de op het ogenblik van het overlijden opgebouwde waarde op de individuele pensioenrekening.
7. Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves
De reserves die opgebouwd zijn op de individuele rekeningen, zijn verworven door de aangeslotene.
De pensioenrekening kan niet in pand gegeven worden, en de begunstiging ervan kan niet overgedragen worden. Er kan geen voorschot op toegekend worden.
8. Rendementsgarantie
De aangeslotene heeft, op het ogenblik van zijn uittreding (behalve uittreding omwille van het niet langer vervullen van de aansluitingsvoorwaarden), zijn pensionering of in geval van opheffing van het pensioenstelsel recht op het gedeelte van de werkgeversbijdrage die de individuele contracten financiert, dat niet verbruikt werd voor de dekking van het risico overlijden vóór de pensionering en voor de kosten beperkt tot 5% van de stortingen, gekapitaliseerd tegen de rentevoet vastgesteld overeenkomstig artikel 24 §3 WAP.
In geval van uittreding omwille van het niet langer vervullen van de aansluitingsvoorwaarden, wordt de toepassing van artikel 24 WAP uitgesteld tot op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering.
De horizontale methode is van toepassing. In geval van een wijziging van de rentevoet vastgesteld overeenkomstig artikel 24 § 3 WAP, wordt dus de oude rentevoet toegepast op de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement voor de wijziging. De nieuwe rentevoet wordt toegepast op de bijdragen verschuldigd op basis van het pensioenreglement vanaf de wijziging.
9. De manier van uitkeren
De opgebouwde waarde wordt bij pensionering omgezet in een lijfrente ten gunste van de aangeslotene, op basis van de omzettingscoëfficiënten die gebruikt worden door de pensioeninstelling.
De opgebouwde waarde wordt in geval van overlijden voor de pensionering omgezet in een rente ten gunste van de begunstigde, op basis van de omzettingscoëfficiënten die gebruikt worden door de pensioeninstelling.
Wanneer het jaarlijkse bedrag van de rente bij de aanvang ervan minder dan of gelijk aan 500 euro bedraagt, wordt het kapitaal uitbetaald.
De rente wordt in maandelijkse delen betaald op de laatste dag van elke maand, tot en met de laatste vervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de begunstigde(n).
Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 500 en 800,01 EUR, dan wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke delen op het einde van ieder trimester.
De in dit artikel vermelde bedragen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist geïndexeerd worden, met als basis 1 januari 2004.
10. Begunstigden
10.1. De begunstigde van de uitkering bij pensionering
Bij de pensionering, wordt de rente uitgekeerd aan de aangeslotene zelf.
10.2. De begunstigde van de uitkering bij overlijden
Indien de aangeslotene overlijdt vóór de pensionering, wordt de uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde:
1. De echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene voor zo ver die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt. De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een andere woonplaats hebben;
2. Bij ontstentenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikel 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene;
3. Bij ontstentenis de kinderen van de aangeslotene, of bij plaatsvervulling, hun nakomelingen;
4. Bij ontstentenis het financieringsfonds.
Bij overlijden van de uitgetreden aangeslotene die voor de overlijdensdekking overeenkomstig artikel 13 punt b gekozen heeft, ontvangen de begunstigden de uitbetaling in kapitaal.
Bij overlijden van de actieve aangeslotene zal de uitkering bij overlijden aan de begunstigden a en b bestaan uit een lijfrente. De kinderen ontvangen elk dezelfde tijdelijke rente tot ze 25 jaar worden.
11. Gevolgen van het niet betalen van de pensioentoelagen
Het lokaal bestuur zal de verschuldigde pensioentoelagen aan de pensioeninstelling overmaken.
De inning van de periodieke pensioentoelage gebeurt door RSZ. De inning van de eenmalige inhaalbijdrage gebeurt door de pensioeninstelling.
Wanneer de pensioeninstelling op de hoogte gebracht wordt dat het lokaal bestuur de pensioentoelage niet betaalde, worden de pensioenrekeningen premievrij gemaakt op basis van de wel betaalde pensioentoelagen. De premievrijmaking ontslaat het lokaal bestuur geenszins van de betaling van de achterstallige bijdragen.
De pensioeninstelling zal iedere aangeslotene uiterlijk binnen de 2 maanden volgend op de datum waarop zij kennis kreeg van de betalingsachterstand door middel van een op zijn persoonlijk adres gestuurde brief op de hoogte brengen.
12. Informatie
12.1. Het pensioenreglement
De tekst van het kaderreglement is beschikbaar op de website van de pensioeninstelling. Het lokaal bestuur stelt het pensioenreglement ter beschikking van de aangeslotenen.
12.2. De pensioenfiche
Ieder jaar brengt de pensioeninstelling de actieve aangeslotenen door middel van een pensioenfiche op de hoogte van
de verworven reserve,
de verworven prestatie en de datum van opeisbaarheid,
het bedrag van de verworven reserve van het afgelopen jaar,
de rente die overeenstemt met het pensioenkapitaal.
de overige inlichtingen die verplicht moeten meegedeeld worden op basis van de WAP.
12.3. Beheersverslag
De pensioeninstelling stelt jaarlijks een verslag over het beheer van de pensioentoezegging ter beschikking van de aangeslotenen, via de website. Daarin is onder meer de volgende informatie opgenomen:
de wijze van financiering van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die
financiering;
de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening
wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;
het rendement van de beleggingen en de kostenstructuur;
de verdeling van de winst.
13. Uittreding
Bij uittreding heeft de aangeslotene in beginsel de keuze tussen de volgende mogelijkheden, voor zover hij rechten kan opeisen op de reserves:
1. hetzij de verworven reserve zonder wijziging van de pensioenbelofte laten bij de pensioeninstelling en bij pensionering of bij overlijden een rente ontvangen;
2. hetzij de verworven reserves bij de pensioeninstelling laten zonder een andere wijziging van de pensioentoezegging dan de toevoeging van een overlijdensdekking die
overeenstemt met het bedrag van de verworven reserves. De verworven prestaties zullen in dit geval herberekend worden om rekening te houden met deze overlijdensdekking.
3. hetzij de verworven reserve overdragen naar de pensioeninstelling van de nieuwe werkgever waarmee hij een arbeidscontract sloot, indien hij aan de pensioentoezegging van die nieuwe werkgever aangesloten wordt;
4. hetzij de verworven reserve overdragen naar een andere pensioeninstelling die de totaliteit van haar winsten proportioneel met de reserves verdeelt onder de aangeslotenen, en die de kosten beperkt als gevolg van de regels bepaald door het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan werknemers en aan bedrijfsleiders
Bij uittreding vanwege het niet langer vervullen van de aansluitingsvoorwaarden blijven in afwijking van het voorgaande de verworven reserves bij de pensioeninstelling zonder wijziging van de pensioentoezegging (punt a). De aangeslotene kan er evenwel ook voor kiezen zijn reserves bij de pensioeninstelling te laten zonder een andere wijziging van de pensioentoezegging dan de toevoeging van een overlijdensdekking die overeenstemt met het bedrag van de verworven reserves (punt b). Bij de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, zal de aangeslotene vervolgens ook over de andere keuzemogelijkheden beschikken (punt c en d).
Bij een uittreding verwittigt het lokale bestuur binnen de dertig dagen de pensioeninstelling. Binnen de dertig dagen na die verwittiging deelt de pensioeninstelling de verworven rechten mee aan het lokale bestuur dat op zijn beurt de aangeslotene inlicht. Binnen de dertig dagen na de mededeling door de pensioeninstelling moet de aangeslotene een keuze maken. Indien de aangeslotene geen expliciete keuze maakt binnen de dertig dagen, wordt hij verondersteld gekozen te hebben voor het behoud van zijn reserves bij de pensioeninstelling onder wijziging van de pensioenbelofte (punt a. hier voor). De aangeslotene kan evenwel nog gedurende 11 maanden, te rekenen vanaf het verstrijken van de termijn, opteren voor de bijkomende overlijdensdekking (punt b).
In afwijking van het voorgaande blijft het bedrag van de verworven reserves op de datum van uittreding bij de pensioeninstelling, zonder wijziging van de pensioentoezegging, wanneer dit bedrag lager is dan of gelijk aan 150 euro (bedrag op 1 januari 2019). Dit bedrag van 150 euro wordt op basis van artikel 32§1 WAP geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist.
14. Financieringsfonds
Het financieringsfonds wordt beheerd door de pensioeninstelling en ontvangt hetzelfde globaal rendement (pro rata temporis) dat aan de wiskundige reserves toegekend wordt.
Het fonds wordt gefinancierd door de reserves waarop de aangeslotene die het lokaal bestuur verlaat voor de einddatum geen aanspraak kan maken, en door de kapitalen overlijden waarvan het financieringsfonds de begunstigde is.
Binnen de wettelijke mogelijkheden, beslist de inrichter over de bestemming van het financieringsfonds. Het fonds is bestemd voor de aangeslotenen en/of zijn begunstigden en zijn tegoeden mogen nooit, zelfs niet gedeeltelijk, teruggestort worden aan de inrichter.
15. Fiscale bepalingen
15.1. Welke fiscale wetgeving is van toepassing?
Wanneer de aangeslotene en de begunstigde hun woon- en/of werkplaats in België hebben, en het lokaal bestuur gevestigd is in België, is de Belgische fiscale wetgeving van toepassing zowel op de pensioenbijdragen als op de uitkeringen. Is dit niet het geval, dan zouden fiscale en/of sociale lasten kunnen verschuldigd zijn op basis van een buitenlandse wetgeving, in uitvoering van de internationale verdragen die in dat verband gelden.
15.2. Belastingsstatuut van de pensioentoelage
Op basis van de Belgische fiscale wetgeving van kracht op de ingangsdatum van dit kaderreglement, vormen de werkgeverstoelagen in principe aftrekbare beroepskosten in de vennootschapsbelasting, en geven geen aanleiding tot bijkomende heffing in de rechtspersonenbelasting, noch tot een dadelijk belastbaar voordeel voor de aangeslotene.
Het bedrag, uitgedrukt in jaarlijkse rente:
van de verschuldigde uitkeringen naar aanleiding van pensionering in uitvoering van de pensioentoezegging
en van het wettelijk pensioen
en van andere aanvullende pensioenuitkeringen waarop de aangeslotene recht heeft
mag evenwel 80 % van de laatste normale bruto bezoldiging niet overschrijden, rekening houdend met de normale duur van een beroepswerkzaamheid, en met een overdraagbaarheid van de rente ten gunste van de overlevende echtgeno(o)t(e) van 80%, en met een indexatie van de rente.
Indien een lokaal bestuur voor een aangeslotene nog in andere aanvullende pensioenvoordelen zou voorzien dan diegene die voortkomen uit de op grond van dit kaderreglement ingevoerde pensioenstelsels, zal een gebeurlijke overschrijding van de fiscaal toegelaten grens aangerekend worden op de financiering van die andere pensioenvoordelen.
16. Verplichtingen van het lokaal bestuur
Het lokaal bestuur zal tijdig alle vereiste gegevens voor de uitvoering van het pensioenstelsel aan de pensioeninstelling overmaken. De verplichtingen van de pensioeninstelling worden gevestigd op basis van de tijdig overgedragen gegevens.
Het lokaal bestuur zal alle vragen van de aangeslotenen over het pensioenreglement in het algemeen, of over de individuele rekeningen, meedelen aan de pensioeninstelling.
17. Bescherming in verband met de verwerking van persoonsgegevens
Het lokaal bestuur verstrekt, via de RSZ en KSZ, dan wel rechtstreeks, een aantal persoonsgegevens aan de pensioeninstelling om het pensioenstelsel te beheren. Deze gegevens worden vertrouwelijk behandeld. Ze mogen uitsluitend gebruikt worden voor het beheer van het pensioenstelsel, het naleven van wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke verplichtingen en de behartiging van gerechtvaardigde belangen, met uitsluiting van elk ander al dan niet commercieel oogmerk. Deze gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de verwerking waarvoor ze werden ingezameld.
Iedere persoon van wie persoonlijke gegevens verwerkt worden, geniet verscheidene rechten op basis van de Europese Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016, alsook de Belgische wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen getroffen in overeenstemming met deze Verordening (recht op inzage, verbetering, beperking van verwerking, …). Voor de uitoefening van deze rechten moet hij zich schriftelijk richten tot de voor deze verwerking verantwoordelijke verwerkingsverantwoordelijke(n), en daarbij een kopie van zijn identiteitskaart voegen.
18. Wijziging van dit reglement
Dit kaderreglement kan gewijzigd of stopgezet worden door een (sectoraal) akkoord dat in het
onderhandelingscomité C1 gesloten wordt.
19. Geschillen en toepasselijk recht
Het Belgische recht is van toepassing op dit kaderreglement en op de pensioenstelsels die in toepassing daarvan worden ingesteld. Gebeurlijke geschillen tussen de partijen in verband ermee behoren tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.
BIJLAGE
Omschrijving pensioengevend jaarloon
Pensioengevend jaarloon = jaarloon dat in aanmerking wordt genomen voor socialezekerheidsbijdragen.
Overeenkomstig art. 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers worden de socialezekerheidsbijdragen berekend op het loon van de werknemer zoals bepaald door art. 2 van de loonbeschermingswet van 12 april 1965.
In zijn algemeenheid omvat het (aan socialezekerheidsbijdragen onderworpen) loon de voordelen in geld of in geld waardeerbaar waarop de werknemer ingevolge zijn tewerkstelling recht heeft ten laste van de werkgever.
In principe vallen alle toelagen, premies of vergoedingen die contractuele personeelsleden
ontvangen onder het aan socialezekerheidsbijdragen onderworpen loon, behoudens de bij wet of bij KB bepaalde uitzonderingen (bv. vergoedingen vermeld in de artikelen 19, 19bis, 19ter en 19quater van het KB van 28 november 1969 tot uitvoering van de socialezekerheidswet).
Hieronder worden de meest voorkomende loonelementen opgesomd met de aanduiding of er wel (zie linkerkolom) dan geen (zie rechterkolom) socialezekerheidsbijdragen op verschuldigd zijn.
|
Onderworpen aan SZ-bijdragen |
Niet-onderworpen aan SZbijdragen |
|
Normaal loon voor werkelijke arbeidsprestaties |
Vergoeding voor reis- en verblijfskosten
|
|
Haard- en standplaatstoelage |
Kostenvergoedingen (bv. terugbetaling kosten woon- werkverkeer) |
|
Eindejaarstoelage |
Arbeidsgereedschap of werkkledij |
|
Nacht-, zaterdag- en zondagtoelagen |
Maaltijden beneden kostprijs in bedrijfsrestaurant |
|
Toelage voor overuren |
Maaltijdcheques (indien vrijstellingsvoorwaarden voldaan) |
|
Verstoringstoelage |
Geschenkencheques (indien vrijstellingsvoorwaarden voldaan) |
|
Gevarentoelage |
Sport- en cultuurcheques (indien vrijstellingsvoorwaarden voldaan) |
|
Permanentietoelage |
Ecocheques (indien vrijstellingsvoorwaarden voldaan) |
|
Mandaattoelage, toelage voor opdrachthouderschap, functioneringstoelage, managementstoelage |
Aanvullend sociaalzekerheidsvoordeel (bv. premie hospitalisatieverzekering, aanvulling ziekte-uitkering) |
|
Premie vrijwillige vierdagenweek |
Gratificaties of vrijgevigheden |
|
Opzeggingsvergoeding
|
|
|
Loon voor feestdagen |
|
|
Enkelvoudig vakantiegeld of doorbetaald loon voor vakantiedagen |
Dubbel vakantiegeld (= 92%)
|
|
Gewaarborgd loon 1e maand bediende en gewaarborgd loon 1e week arbeider (100%) |
Gewaarborgd loon 2de week arbeider (60%)
|
|
Geactiveerde uitkering van werknemers activaplan, doorstromingsprogramma’s of sine
|
|
°°°
[1] Wet van 27 juni 2018 inzake de omzetting van richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten.
§1. De raad voor maatschappelijk welzijn is de inrichter van het pensioenstelsel voor zijn contractuele personeelsleden.
§2. Ter verduidelijking op artikel 1 - punt 3 “Aansluiting” van voormeld kaderreglement, zoals vastgesteld door het Vlaams Onderhandelingscomité C1 - zijn de uitgesloten personeelscategorieën voor OCMW Lokeren:
Personeelsleden met studentencontracten;
Niet-contractanten, zoals o.a. politieke mandatarissen, vrijwilligers, …
Personeelsleden die aangeworven zijn op grond van een Tijdelijke Werkervaring (~artikel 60 §7 van de OCMW-wet)
Personeelsleden die activiteiten uitoefenen terwijl zij al een wettelijk rustpensioen genieten. Deze uitsluiting is echter niet van toepassing op de gepensioneerde personeelsleden van het lokale bestuur die in deze hoedanigheid op 1 januari 2016 aangesloten waren.
Zoals vastgesteld bij raadsbeslissingen d.d. 29/04/2010 en 27/05/2020:
De raad voor maatschappelijk welzijn stelt het aangepaste pensioenreglement, inclusief het kaderreglement tweede pensioenpijler contractanten, ter beschikking van zijn contractuele personeelsleden.