Gelet op het besluit van de Burgemeester nr. 267 d.d. 29 oktober 2019 waarbij een inspecteur van politie met ingang van 1 oktober 2020 voldoet aan de voorwaarden van een rustpensioen;
Overwegende dat deze inspecteur van politie voorheen tewerkgesteld was als inspecteur van politie op de dienst onthaal;
Dat deze betrekking van inspecteur van politie – dienst onthaal zal opgevuld worden door een interne verschuiving van een inspecteur van de dienst interventie naar de dienst onthaal;
Overwegende dat deze inspecteur van politie voorheen was tewerkgesteld op de dienst interventie;
Overwegende dat er bijgevolg met ingang van 1 oktober 2020 één betrekking van inspecteur voor de dienst van interventie vacant is binnen de formatie van het operationeel personeel;
Overwegende dat het geen gespecialiseerde betrekking betreft;
Overwegende dat in deel VI, Titel II, hoofdstuk 2 van het KB d.d. 30 maart 2001, laatst gewijzigd bij K.B. van 14 april 2013, tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten bepalingen zijn opgenomen inzake de regeling van de mobiliteit;
Overwegende dat art. VI.II.15 van voornoemd koninklijk besluit bepaalt dat naast het vacant verklaren van de betrekking, de gemeenteraad ook beslist :
- of het gaat om een gespecialiseerde betrekking,
- over de wijze van selectie,
- of er een wervingsreserve wordt aangelegd voor een gelijkwaardige functionaliteit;
dat indien een beslissing genomen wordt om een wervingsreserve aan te leggen, alle in het raam van de mobiliteit geschikt bevonden kandidaten in principe worden opgenomen in de mobiliteitsreserve die geldt voor een zelfde functionaliteit;
dat deze mobiliteitsreserve geldig is tot de datum van de oproep tot kandidaten van de tweede navolgende mobiliteitscyclus;
Overwegende dat voorgesteld wordt om geen wervingsreserve vast te stellen;
Gelet op het KB van 14 april 2013 tot wijziging van verschillende teksten betreffende de rechtspositie van het personeel van de politiediensten aangaande de eerste aanwijzing van de personeelsleden van het operationeel kader en het MB van 16 april 2013 tot wijziging van het UBPOL;
Overwegende dat ingevolge voormelde besluiten, voor wat het basiskader van de politiediensten betreft, verschillende aanwervingscategorieën werden ingevoerd die van toepassing zijn op de aspiranten-inspecteur die deelnemen aan een basisopleiding die begint op of na 1 september 2013;
dat de politiediensten zich nu na een vruchteloze mobiliteitsronde kunnen engageren om een beroep te doen op bijkomende aanwerving (art. VI.II.4 RPPol - categorie E) of op onmiddellijke toelating (art. VI.II.4bis RPPol - categorie B) of op de organisatie van de aan de aspiranten-inspecteur voorbehouden mobiliteitscyclus die in het begin van de basisopleiding wordt georganiseerd en de, in voorkomend geval, navolgende ambtshalve aanwijzing (art. VI.II.4ter en art. VI.II.4quater RPPol - categorie C);
Overwegende dat de gemeenteraad hiertoe - bij toepassing van art. IV.I.3 van het KB d.d. 30 maart 2001 - de minister het aantal vacante betrekkingen bezorgt die niet overeenkomstig de regeling inzake de mobiliteit bedoeld in deel VI, titel II, hoofdstuk II kunnen worden ingevuld; dat de gemeenteraad tevens dient aan te geven of al dan niet een beroep wordt gedaan op de onmiddellijke toelating bedoeld in artikel IV.I.33, §1, eerste lid;
Overwegende dat de heer Dirk De Paepe, korpschef, voorstelt om voor deze betrekking van inspecteur van politie - dienst interventie, indien er geen kandidaten worden weerhouden na de klassieke mobiliteitscyclus, een beroep te doen op de onmiddellijke toelating, nl. categorie B;
Overwegende dat wordt voorgesteld om bij eventueel gebrek aan een categorie B ook de mogelijkheid te voorzien om een beroep te doen op de organisatie van de aan de aspiranten-inspecteur voorbehouden mobiliteitscyclus die in het begin van de basisopleiding wordt georganiseerd, nl. categorie C;
Gelet op de Nieuwe Gemeentewet;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op het K.B. van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten;
Gelet op het KB van 20 november 2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten;
Gelet op de ministeriële omzendbrief GPI 15 van 24 januari 2002 betreffende de toepassing van de mobiliteitsregeling in de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, ten behoeve van de lokale verantwoordelijke overheden in de politiezones;
Gelet op de ministeriële omzendbrief GPI 73 van 14 mei 2013 betreffende de aanwerving, de selectie en de opleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten;