Gelet op het (gecoördineerde) decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (hierna : het eredienstendecreet);
Overwegende dat artikel 41 van bovenvermeld decreet bepaalt dat de kerkraad binnen de zes maanden na de installatie van de gemeenteraad na de gehele vernieuwing van deze raad een meerjarenplan vast dient te stellen dat de financiële afspraken tussen de kerkfabriek en de gemeente bevat voor de periode van zes jaar, die ingaat op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de algehele vernieuwing van de gemeenteraad; dat in geval een kerkfabriek in gebreke blijft bij het opmaken van het meerjarenplan, het plan wordt opgemaakt door het centraal kerkbestuur waaronder de kerkfabriek ressorteert;
Overwegende echter dat alle meerjarenplannen van de kerkfabrieken pas werden ingediend op 2 september 2019 in Religiopoint; dat de ingediende meerjarenplanning van Onze-Lieve-Vrouw Doorslaar op 30 september 2019 werd ingetrokken; dat door deze kerkfabriek geen nieuw voorstel werd ingediend; dat op 21 oktober 2019 voor alle andere kerkfabrieken positief advies werd gegeven door het representatief orgaan; dat gelet op de in artikel 43 voorziene procedure tot goedkeuring de gemeenteraad van 27 januari de laatst nuttige raad is om het meerjarenplan al dan niet goed te keuren; dat bij ontstentenis van een beslissing van de gemeenteraad het meerjarenplan geacht wordt te zijn goedgekeurd;
Gelet op het (gecoördineerde) besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erediensten (het boekhoudreglement);
Gelet op het (gecoördineerde) besluit van de Vlaamse regering van 30 september 2005 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschappen (het erkenningsbesluit);
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 mei 2016 tot vaststelling van de wijze van communicatie in het kader van het bestuurlijk toezicht op de besturen van de eredienst;
Gelet op het (gecoördineerde) ministerieel besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erediensten;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 11 september 2017 houdende goedkeuring van het kerkenbeleidsplan van de parochie Lokeren-Moerbeke;
Overwegende dat dit kerkenbeleidsplan voorziet in het behoud van drie kerkgebouwen met een primaire functie als ‘permanente parochiekerk’ (Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Eksaarde, Sint-Anna Heirbrug en Sint-Laurentius, Lokeren), in drie kerkgebouwen met een parochiale of pastorale nevenbestemming (Heilig Hart Heiende, Onze-Lieve-Vrouw Daknam en Onze-Lieve-Vrouw Doorslaar) en drie kerken die aan de eredienst onttrokken worden (Onze-Lieve-Vrouw Hulp der Christenen (Kop) Bergendries, Sint-Jozef Spoele en Sint-Paulus Oudenbos);
Overwegende dat het ingediende voorstel van meerjarenplan dit door het centraal kerkbestuur zelf opgemaakte en door de gemeenteraad unaniem goedgekeurde kerkenbeleidsplan echter onvoldoende financieel vertaalt; dat de toelagen voor de exploitatie en investeringen sterk toe- en niet afnemen; dat voor de huidige kerkfabrieken in periode 2013-2018 gemiddeld 167.994 EUR aan exploitatietoelage en gemiddeld 80.630 EUR aan investeringstoelage werd voorzien; dat in deze cijfers de exploitatie- en investeringstoelage van de kerkfabriek Sint-Laurentius is inbegrepen; dat, zoals uit deze motivering zal blijken, dit de cijfers nog verder vertekent; dat conform het ingediende voorstel voor de periode 2020-2025 dit zou toenemen tot gemiddeld 233.049 EUR voor de exploitatietoelage en gemiddeld 107.167 EUR voor de investeringstoelage, zijnde een stijging van respectievelijk 38,72% en 32,91%; dat deze stijging disproportioneel is;
Overwegende dat, ingevolge het gemeenteraadsbesluit van 23 april 2018 op 7 mei 2018 het kerkgebouw van Spoele door het stadsbestuur werd aangekocht voor de som van € 450 000; dat deze middelen toekwamen aan de kerkfabriek Sint-Laurentius;
Gelet op de eerdere verkoop van de Paterskerk door de kerkfabriek Sint-Laurentius;
Overwegende dat het stadsbestuur er bijgevolg vanuit kan gaan dat de kerkfabriek Sint-Laurentius alleen al omwille van voormelde ontvangsten over aanzienlijke roerende eigendommen beschikt;
Gelet op het voorstel van de kerkfabriek Sint-Laurentius om in het meerjarenplan 641.792,41 EUR aan exploitatietoelagen en 105.000 EUR aan investeringstoelagen te voorzien;
Gelet op artikel 52/1 van het eredienstendecreet, dat onder meer bepaalt dat de gemeente de kerkfabrieken niet kan verplichten haar financiële reserves te gebruiken voor investeringen in het kerkgebouw; gelet evenwel op het verslag bij het ontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het eredienstendecreet (http://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1033690), waarbij de minister stelde dat de gemeente a contrario kan vragen de opbrengsten te optimaliseren en te gebruiken om het exploitatietekort te dekken; dat bijgevolg deze reserves wel kunnen aangewend worden; dat gezien de reserves waarover de kerkfabriek Sint-Laurentius beschikt het onredelijk lijkt om deze niet aan te wenden om de exploitatiekosten of investeringsuitgaven te dekken maar deze integrale kosten te verhalen op het stadsbestuur;
Overwegende dat het mogelijk is dat het bestuur van de eredienst (in overleg met de stad) ervoor kiest om het privaat patrimonium te gebruiken voor gebouwen van de eredienst; dat zulks expliciet erkend werd in het “Verslag van het verzoekschrift namens de Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid over het private patrimonium van kathedrale kerkfabrieken” (Vlaams Parlement, stuk 1509 (2017-2018) – Nr.1):
“Dat tweede aspect is dus verwoord als een verbod (de gemeente of provincie kan het bestuur van de eredienst niet verplichten), maar daarmee wordt meteen ook aangegeven dat het wel mogelijk is dat het bestuur van de eredienst (in overleg met de gemeente of de provincie) ervoor kiest om het privaat patrimonium te gebruiken voor gebouwen van de eredienst”.
Of nog:
“als beide partijen, als autonome besturen, het er in het overleg over eens zijn dat het een goede keuze is, mag ervan uitgegaan worden dat het inderdaad een wijze en goed afgewogen beslissing is”.
Overwegende dat één en ander ook als dusdanig wordt erkend in een uitgebreide artikelsgewijze commentaar van het Centraal Kerkbestuur van de Stad Gent, het grootste CKB van de provincie, bij het Decreet (http://www.ckbgentstad.be/00NieuwDecreet/Art.52,1.htm) :
“In het 2de lid van § 2 van art. 52/1 wordt uitdrukkelijk vermeld dat noch de tegeldemaking van de roerende goederen (de kunstschatten van de kerkfabriek) of van de onroerende goederen (de privégebouwen van de kerkfabriek), noch de aanwending van de vruchten van deze goederen opgelegd kan worden door de gemeente om als deel van een investering in het kerkgebouw te dienen.
(…)
Deze niet-aanwending wordt echter beperkt. Vooreerst kan in samenspraak met de gemeente overeengekomen zijn, om deze gelden toch (geheel of gedeeltelijk) aan te wenden voor het grove herstel of voor de vernieuwingsinvesteringen van de gebouwen die ter beschikking worden gesteld aan de eredienst (zie Decreet, art. 33 en 33/1).
Verder kan de gemeente de kerkfabriek verplichten om deze gelden aan te wenden voor het grove herstel of voor de investeringsuitgaven aan kerkgebouwen die geen eigendom van een openbaar bestuur zijn (zie Decreet, art. 52/1, § 2, 2de lid).
Kan de gemeente de kerkfabriek niet verplichten om uit hun gelden te putten, wat de grove herstellingen en de investeringsuitgaven aangaat, dan kan de gemeente wel eisen dat deze opbrengsten worden aangewend om exploitatietekorten te vermijden of kleiner te maken.”
Gelet op de bijeenkomst van een afvaardiging van het stadsbestuur met vertegenwoordigers van het centraal kerkbestuur en de verschillende kerkraden op 13 januari 2020, waarop de kerkraad van Sint-Laurentius aangaf dat bovenvermelde ontvangsten van de verkopen op de spaarrekening werden gezet; dat dit bezwaarlijk kan aanzien worden als het optimaliseren van de opbrengsten;
Overwegende dat tussen centraal kerkbestuur en stadsbestuur nog geen afsprakennota werd opgemaakt voor de huidige legislatuur; dat bijgevolg geen meerjarenplanning kon worden ingediend conform een nieuwe afsprakennota; dat een verder overleg over de meerjarenplannen en budgetten zich dus zal opdringen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 16 december 2019 houdende de goedkeuring van het stedelijke meerjarenplan 2020-2025;
Overwegende dat de financiële belangen van de Stad Lokeren geschonden worden als de huidige ontwerpen van meerjarenplannen zoals ingediend door het centrale kerkbestuur voor de periode 2020 – 2025 en het budget 2020 van de kerkfabrieken zouden ingeschreven moeten worden in het meerjarenplan 2020-2025; dat immers een meeruitgave van de grootorde die de erediensten vragen het huidige financiële evenwicht in gedrang zou brengen;
Overwegende dat er reeds bedragen ingeschreven werden ter financiering van de meerjarenplannen voor de erediensten; dat het stadsbestuur immers binnen het eerste jaar van de legislatuur haar globale meerjarenplan door de gemeenteraad wenste goed te laten keuren, maar ondanks het ontbreken van een akkoord rond de meerjarenplanning van de kerkfabrieken deze laatsten ook niet zonder middelen wenste te zetten, wat op zijn minst duidt op de bereidheid van het stadsbestuur om tot een voor alle partijen aanvaardbare regeling te komen; dat in de exploitatieuitgaven voor het jaar 2020 een bedrag van 155.635 EUR is voorzien, zijnde hetzelfde bedrag voor de exploitatieuitgaven als in de jaarrekening 2018; dat rekening houdend met het kerkenbeleidsplan en de bovengeschetste financiële situatie van de kerkfabriek Sint-Laurentius het bedrag van deze exploitatieuitgaven na 2020 jaarlijks afneemt met 12,5%; dat in de investeringsuitgaven jaarlijks een bedrag van 80.630 EUR voorzien is, zijnde het gemiddelde bedrag voor de investeringsuitgaven voor de periode 2013-2018; dat de in het stedelijk meerjarenplan voorziene bedragen geenszins tot gevolg hebben dat de reserves van de kerkfabrieken uitgeput worden;
Overwegende de inspanningen van het stadsbestuur om in overleg tot een constructieve oplossing te komen, met bijeenkomsten op 23 oktober 2019 met een delegatie van het centraal kerkbestuur, op 6 januari met de voorzitter van het centraal kerkbestuur en op 13 januari met vertegenwoordigers van het centraal kerkbestuur en de verschillende kerkraden; dat deze overlegmomenten echter niet tot een toenadering hebben kunnen leiden; dat het onverkort vasthouden van het centraal kerkbestuur aan het ingediende voorstel voorbijgaat aan het decretaal voorziene overleg met de stad omtrent het aanwenden van het privaat patrimonium van de kerkraden;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur;
Het door het centraal kerkbestuur van Lokeren op 2 september 2019 ingediende voorstel van meerjarenplanning niet goed te keuren.
Afschrift van deze beslissing te bezorgen aan het centraal kerkbestuur van Lokeren, de provinciegouverneur van Oost-Vlaanderen en het erkend representatief orgaan: Bisdom Gent.