Gelet op zijn beslissing van heden waarbij in de personeelsformatie de betrekkingen van redder-instructeur en toezichter-redder voortaan enkel op C-niveau worden voorzien, en niet langer op D- of C-niveau afhankelijk van het al dan niet bezitten van een diploma secundair onderwijs;
dat ingevolge voornoemde wijziging voorgesteld wordt om, in bijlage II van de rechtspositieregeling m.b.t. de aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden, de graad redder te verplaatsen van "niveau C of niveau D", naar "niveau C" en de aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden op D1-D2-D3-niveau te schrappen voor wat betreft de betrekkingen in voormelde graad, nl. redder-instructeur en toezichter-redder; dat tevens voorgesteld wordt om, in bijlage VI van de rechtspositieregeling, de referteweddeschaal op D1-D2-D3-niveau voor de betrekking van redder-instructeur te schrappen en voor de betrekking van toezichter-redder te behouden in overgangsregeling;
Overwegende dat rekening houdend met de beleidskeuze om zoveel als mogelijk op contractuele basis aan te werven werd – naar analogie met de proefperiode van de statutaire medewerkers – in de rechtspositieregeling een inwerkperiode werd voorzien voor contractuele personeelsleden, dit binnen het nieuwe gegeven van opvolging en feedback;
dat bij raadsbesluit van 28 januari 2019 werd beslist om de functie van financieel directeur (decretale graad) te voorzien in de contractuele personeelsformatie; dat de rechtspositieregeling voor de decretale graden in contractueel dienstverband evenwel nog geen inwerkperiode voorziet;
dat wordt voorgesteld om bijgevolg de rechtspositieregeling als volgt te wijzigen binnen de evaluatie voor de decretale graden:
- een inwerkperiode voorzien voor de decretale graden in contractueel dienstverband en dit in lijn met de huidige bepalingen van de proeftijd voor statutaire titularissen
- in de proeftijd / inwerkperiode het functioneringsgesprek te wijzigen naar een feedbackgesprek (cfr. niet-decretale graden)
- naar analogie met de niet-decretale graden voorzien dat indien er geen evaluatie gebeurt tijdens de inwerkperiode / proeftijd het evaluatieresultaat gunstig wordt geacht. Dit betekent concreet dat er enkel een evaluatie (cfr. DLB via externe deskundigen in het personeelsbeleid) dient te gebeuren in het geval van een ongunstige evaluatie;
dat wat de reguliere tweejaarlijkse evaluatie- en functioneringscyclus van de decretale graden betreft, wordt voorgesteld om de uitvoeringsbesluiten af te wachten, en (voorlopig) de huidige bepalingen te behouden, mits de correcte verwijzingen naar het decreet lokaal bestuur;
Overwegende dat het college zich in zitting van 18 februari 2019 (graad redder) en 4 maart 2019 (evaluatie decretale graden) principieel akkoord heeft verklaard met voornoemde voorgestelde aanpassingen;
Gelet op het overleg in het managementteam van 14 februari 2019 en 28 februari 2019 en het advies verstrekt in deze vergadering, zoals blijkt uit de verslagen;
Gelet op de notulen en het protocol van het syndicaal onderhandelingscomité van 12 maart 2019;
Gelet op het Gemeentedecreet;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Gelet op de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel, vastgesteld bij raadbesluit van 1 februari 2010, zoals tot op heden gewijzigd;
Artikel 48 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel, vastgesteld bij zijn besluit van 1 februari 2010, zoals later gewijzigd, aan te passen en vast te stellen als volgt:
Art. 48. Dit hoofdstuk, behoudens afdeling VI, is niet van toepassing op de evaluatie van de algemeen directeur en de financieel directeur.
Artikel 49 van hetzelfde besluit aan te passen en vast te stellen als volgt:
Art. 49. De personeelsleden hebben recht op opvolging en feedback, al dan niet door middel van een evaluatie, over hun wijze van functioneren. De personeelsleden worden opgevolgd, en in voorkomend geval, geëvalueerd op ambtelijk niveau (DLB, art. 194).
Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid ingevolge het ontoereikend functioneren van het personeelslid, is niet mogelijk zonder voorafgaande evaluatie (DLB, art. 194, vierde lid).
Onder Titel II, Hoofdstuk III, Afdeling VI van hetzelfde besluit de titel "Onderafdeling I. De evaluatie tijdens de proeftijd" aan te passen en vast te stellen als "Onderafdeling I. De evaluatie tijdens de proeftijd of de inwerkperiode".
Artikelen 73 tot en met 80 van hetzelfde besluit aan te passen en vast te stellen als volgt:
Art. 73. §1. Met toepassing van artikel 194, derde lid, DLB, worden de algemeen directeur en de financieel directeur tijdens de proeftijd, indien het een statutair personeelslid op proef betreft, of in de inwerkperiode, indien het een contractueel personeelslid betreft, geëvalueerd door een evaluatiecomité bestaande uit het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad.
De evaluatie vindt plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Het voorbereidend rapport wordt opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de gemeenteraad betrokken worden.
De regels voor de opmaak van het voorbereidend rapport van de externe deskundigen die van toepassing zijn op de evaluatie tijdens de loopbaan, zijn ook van toepassing op de evaluatie van de proeftijd of de inwerkperiode.
Het evaluatiecomité stemt over het evaluatieresultaat gunstig of ongunstig.
Bij staking van stemmen is het evaluatieresultaat gunstig.
§2. De duur van de proeftijd voor het statutaire personeelslid of de inwerkperiode voor het contractuele personeelslid is 12 kalendermaanden, te rekenen vanaf de indiensttreding.
Voor de berekening van de duur van de proeftijd van het statutaire personeelslid zijn de bepalingen van artikel 39 van toepassing.
Voor de berekening van de duur van de inwerkperiode van het contractuele personeelslid zijn de bepalingen van artikel 47ter §5 van toepassing, met dien verstande dat de inwerkperiode wordt verlengd met een maximum van 12 maanden.
Art. 74. De algemeen directeur en de financieel directeur krijgen tussentijds terugkoppeling over hun manier van functioneren.
Art. 75. §1. In de eerste helft van de proeftijd of inwerkperiode wordt met de algemeen directeur en de financieel directeur minstens één feedbackgesprek gevoerd.
Nadat de proeftijd of inwerkperiode voor de helft is verstreken worden de algemeen directeur en de financieel directeur aan een tussentijdse evaluatie onderworpen.
In de tweede helft van de proeftijd of inwerkperiode wordt opnieuw minstens één feedbackgesprek gevoerd.
Voor de afloop van de proeftijd of inwerkperiode vindt de eindevaluatie plaats.
§2. Het feedbackgesprek wordt gevoerd :
1° tussen de algemeen directeur en het college van burgemeester en schepenen;
2° tussen de financieel directeur en het college van burgemeester en schepenen en de algemeen directeur.
In het feedbackgesprek wordt een stand van zaken opgemaakt over de mate waarin de inwerking van de functiehouder in zijn functie vordert en hij voldoet aan de functievereisten. Zo nodig worden bijsturingen afgesproken.
Het resultaat van het feedbackgesprek wordt vastgelegd in een verslag.
§3. Na een evaluatiegesprek stelt het evaluatiecomité de tussentijdse evaluatie van de proeftijd of inwerkperiode vast in een kwalitatief beschrijvend evaluatieverslag dat het evaluatieresultaat afdoende onderbouwt. Het resultaat van de tussentijdse evaluatie is gunstig of ongunstig.
Het personeelslid dat niet wordt geëvalueerd nadat de proeftijd of inwerkperiode voor de helft is verstreken, wordt geacht een gunstig evaluatieresultaat te hebben voor de tussentijdse evaluatie.
Na een evaluatiegesprek stelt het evaluatiecomité de eindevaluatie vast in een kwalitatief beschrijvend evaluatieverslag dat het evaluatieresultaat op afdoende wijze onderbouwt. Het resultaat van de eindevaluatie van de proeftijd of de inwerkperiode is gunstig of ongunstig.
Het personeelslid dat niet wordt onderworpen aan de eindevaluatie van de proeftijd of inwerkperiode voor de afloop van de proeftijd of inwerkperiode, wordt geacht een gunstig evaluatieresultaat te hebben.
Art. 76. De deskundigen leveren het evaluatierapport vermeld in artikel 73 over de 1° en de 2° helft van de proeftijd of inwerkperiode, in bij de voorzitter van de gemeenteraad en het evaluatiecomité spreekt de tussentijdse en de eindevaluatie uit binnen de termijn vastgesteld in art.75§1.
Art. 77. Met de algemeen directeur en de financieel directeur op proef of in de inwerkperiode die een ongunstig evaluatieresultaat heeft gekregen voor de tussentijdse evaluatie van de proeftijd of inwerkperiode worden, in een feedbackgesprek, afspraken gemaakt over de verbetering van het functioneren met het oog op de eindevaluatie van de proeftijd of inwerkperiode. Deze afspraken worden vastgelegd in een verslag.
Het evaluatiecomité kan aan de gemeenteraad ook een voorstel doen tot ontslag van de algemeen directeur en de financieel directeur.
In voorkomend geval wordt het voorstel van het ontslag gemotiveerd.
Het ontslag van het statutaire personeelslid op proef wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 154.
Het ontslag van het contractuele personeelslid wordt gegeven in overeenstemming met de voorschriften van de Arbeidsovereenkomstenwet of, in voorkomend geval, andere, specifieke wettelijke voorschriften voor het ontslag.
Art. 78. De algemeen directeur en de financieel directeur op proef of in de inwerkperiode die na het verstrijken van de proeftijd of de inwerkperiode een ongunstig eindresultaat voor de eindevaluatie heeft wordt door de gemeenteraad ontslagen.
Het ontslag van het statutaire personeelslid op proef wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 154.
Het ontslag van het contractuele personeelslid wordt gegeven in overeenstemming met de voorschriften van de Arbeidsovereenkomstenwet of, in voorkomend geval, andere, specifieke wettelijke voorschriften voor het ontslag.
Art. 79. §1. Het evaluatiecomité kan een verlenging van de proeftijd of de inwerkperiode voorstellen, als uit de eindevaluatie blijkt dat de duur van de proeftijd of de inwerkperiode niet volstaat om tot een gefundeerd evaluatieresultaat te komen.
De proeftijd of inwerkperiode wordt in dit geval eenmaal verlengd voor maximaal de duur van de proeftijd of de inwerkperiode.
§2. In voorkomend geval beslist de gemeenteraad over de verlenging van de proeftijd of inwerkperiode.
§3. Bij verlenging van de proeftijd of de inwerkperiode maakt het evaluatiecomité, in een feedbackgesprek, met de algemeen directeur en de financieel directeur afspraken over de verbetering van het functioneren. Deze afspraken worden vastgelegd in een verslag.
De algemeen directeur en de financieel directeur op proef of in de inwerkperiode worden voor afloop van de verlengde proeftijd of de verlengde inwerkperiode opnieuw geëvalueerd volgens dezelfde procedure. De functiehouder met een ongunstig resultaat voor die evaluatie, wordt door de gemeenteraad ontslagen.
Het ontslag van het statutaire personeelslid op proef wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 154.
Het ontslag van het contractuele personeelslid wordt gegeven in overeenstemming met de voorschriften van de Arbeidsovereenkomstenwet of, in voorkomend geval, andere, specifieke wettelijke voorschriften voor het ontslag.
Indien de verlenging van de proeftijd of de inwerkperiode meer dan zes maanden bedraagt, worden nadat de verlengde proeftijd of de verlengde inwerkperiode voor de helft is verstreken, de algemeen directeur en de financieel directeur aan een tussentijdse evaluatie onderworpen.
Met de algemeen directeur en de financieel directeur op proef of in de inwerkperiode die een ongunstig evaluatieresultaat hebben gekregen voor de tussentijdse evaluatie van de verlengde proeftijd of de verlengde inwerkperiode maakt het evaluatiecomité, in een feedbackgesprek, afspraken over de verbetering van het functioneren met het oog op de eindevaluatie van de proeftijd of de inwerkperiode. Deze afspraken worden vastgelegd in een verslag.
Het evaluatiecomité kan na de tussentijdse evaluatie, aan de gemeenteraad ook een voorstel doen tot ontslag van de algemeen directeur en de financieel directeur.
In voorkomend geval wordt het voorstel van het ontslag gemotiveerd.
Het ontslag van het statutaire personeelslid op proef wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 154.
Het ontslag van het contractuele personeelslid wordt gegeven in overeenstemming met de voorschriften van de Arbeidsovereenkomstenwet of, in voorkomend geval, andere, specifieke wettelijke voorschriften voor het ontslag.
Art. 80. §1. Na afloop van de proeftijd voor wat het statutair op proef aangestelde personeelslid betreft, behouden de algemeen directeur en de financieel directeur op proef hun hoedanigheid van op proef aangesteld personeelslid, tot de gemeenteraad beslist over de vaste aanstelling in statutair verband of het ontslag.
De gemeenteraad neemt zijn beslissing tot vaste benoeming of ontslag uiterlijk binnen de drie maanden na de eindevaluatie van de evaluatiecommissie.
Indien het personeelslid in toepassing van artikel 75§3 niet wordt onderworpen aan een evaluatie en het evaluatieresultaat bijgevolg gunstig wordt geacht, wordt de laatste dag van de proeftijd beschouwd als de dag van de eindevaluatie waarna de termijn van drie maanden start.
De aanstelling gaat in op de datum waarop de proeftijd effectief verstreken is.
Het ontslag van het statutaire personeelslid op proef wordt gegeven in overeenstemming met de bepalingen van artikel 154.
§2. Na afloop van de inwerkperiode voor wat het contractueel aangestelde personeelslid betreft, neemt de gemeenteraad zijn eventuele beslissing tot ontslag uiterlijk binnen de drie maanden na de eindevaluatie van de evaluatiecommissie.
Het ontslag van het contractuele personeelslid wordt gegeven in overeenstemming met de voorschriften van de Arbeidsovereenkomstenwet of, in voorkomend geval, andere, specifieke wettelijke voorschriften voor het ontslag.
Artikel 81 van hetzelde besluit aan te passen en vast te stellen als volgt:
Art. 81. De algemeen directeur en de financieel directeur worden geëvalueerd door een evaluatiecomité, bestaande uit het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad.
De evaluatie heeft plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Het voorbereidend rapport wordt opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de gemeenteraad betrokken worden.
Het evaluatiecomité stemt over het evaluatieresultaat gunstig of ongunstig. Bij staking van stemmen is het evaluatieresultaat gunstig.
Artikel 85 van hetzelfde besluit aan te passen en vast te stellen als volgt:
Art. 85. De onafhankelijkheid waarmee de financieel directeur bepaalde taken, vermeld in het decreet lokaal bestuur, uitvoert, mag niet het voorwerp zijn van evaluatie. De mate waarin hij zich inzet voor de uitvoering van die taken is wel een aandachtspunt in de evaluatie.
In bijlage II van hetzelfde besluit m.b.t. de aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden de graad redder te verplaatsen van "niveau C of niveau D" naar "niveau C", de aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden in die zin aan te passen en vast te stellen als volgt:
GRAAD : REDDER (C1-C2-C3)
REDDER-INSTRUCTEUR
aanwervingsvoorwaarden:
bevorderingsvoorwaarden:
TOEZICHTER-REDDER
aanwervingsvoorwaarden:
bevorderingsvoorwaarden:
Bijlage VI van hetzelfde besluit m.b.t. de referteweddeschalen aan te passen en vast te stellen als volgt:
|
Graad |
Schaal |
|
|||
|
collectieverzorger
|
E1 |
|
|||
|
E2 |
- over 4 jaar schaalanciënniteit in E1 beschikken |
||||
|
E3 |
- over 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in E1 en E2 beschikken |
||||
|
|
|
|
|||
|
adjunct theatertechnicus |
D1 |
|
|||
|
D2 |
- over 4 jaar schaalanciënniteit in D1 beschikken |
||||
|
D3 |
- over 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in D1 en D2 beschikken |
||||
|
Graad |
Schaal |
|
|||
|
accommodatiemedewerker |
C1 |
|
|||
|
C2 |
- over 4 jaar schaalanciënniteit in C1 beschikken |
||||
|
C3 |
- over 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in C1 en C2 beschikken |
||||
|
|
|
|
|||
|
kinderbegeleider |
C1 |
|
|||
|
C2 |
- over 4 jaar schaalanciënniteit in C1 beschikken |
||||
|
|
|
|
|||
|
coördinator groendienst (o.s.) administratief
|
C4 |
||||
|
C5 |
- over 9 jaar schaalanciënniteit in C4 beschikken |
||||
|
|
|
|
|||
|
Graad |
Schaal |
|
|||
|
adjunct-bibliothecaris |
B1 |
|
|||
|
B2 |
- over 4 jaar schaalanciënniteit in B1 beschikken |
||||
|
B3 |
- over 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in B1 en B2 beschikken |
||||
lesgever Lokers tekenatelier B1
|
accommodatiebeheerder |
B4 |
|
|
|
B5 |
- over 9 jaar schaalanciënniteit in B4 beschikken |
||
|
Graad |
Schaal |
|
|
|
ambtenaar integrale veiligheid |
A1a |
|
|
|
A2a |
- over 4 jaar schaalanciënniteit in A1a beschikken |
||
|
A3a |
- over 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in A1a en A2a beschikken |
||
|
|
|
|
|
|
afdelingshoofd HR |
A4a |
|
|
|
A4b |
- over 9 jaar schaalanciënniteit in A4a beschikken |
||
|
|
|
|
|
|
sectorhoofd burgerzaken welzijn en |
A5a |
|
|
|
A5b |
- over 9 jaar schaalanciënniteit in A5a beschikken |
||
Forfaitaire vergoedingen
Beiaardier : 3371,35 EUR/jaar indexeerbaar
Gids-bewaarder museum : 12,78 EUR/uur indexeerbaar